3T onderzoek: Taal, 22q11 en TOS

EPISODE onderzoek

Resultaten van het EPISODE-onderzoek – 24 aug. 2021


Taal in de hersenen van kinderen met taalproblemen 

Een vergelijking tussen kinderen met een taalontwikkelingsstoornis en kinderen met 22q11.2 deletie syndroom.

Het leren van taal is één van de belangrijkste stappen in de vroege ontwikkeling van een kind. Soms gaat het leren van taal echter niet vanzelf. Ouders maken zich zorgen als hun kind veel later dan leeftijdsgenoten begint met praten. Verder in de ontwikkeling kunnen er zorgen zijn als een kind veel taalfouten blijft maken of als een kind instructies van ouders of leerkrachten niet goed begrijpt. Kinderen kunnen gefrustreerd raken als ze anderen steeds niet goed begrijpen of hun verhaal niet goed kunnen vertellen. Samen spelen met andere kinderen kan daardoor ook moeizamer gaan. Kinderen met ernstige taalproblemen ontvangen vaak ondersteuning van bijvoorbeeld een logopedist, of volgen speciaal onderwijs. Om kinderen met zulke taalproblemen goed te kunnen helpen, is het belangrijk dat we beter begrijpen hoe taalproblemen kunnen ontstaan.

Met het EPISODE-onderzoek bestudeerden we daarom wat er gebeurt in de hersenen van kinderen met taalproblemen, wanneer zij naar gesproken taal luisteren. Hiervoor onderzochten we twee groepen kinderen met taalproblemen: 1) kinderen met een taalontwikkelingsstoornis, 2) kinderen met het 22q11.2 deletie syndroom. We vergeleken deze groepen met een groep kinderen zonder taalproblemen.

Wat is een taalontwikkelingsstoornis (TOS)?

5-7% van de kinderen heeft problemen in de taalontwikkeling, zonder dat daar een duidelijk aanwijsbare oorzaak voor is. Deze kinderen hebben bijvoorbeeld een normale intelligentie en geen gehoorproblemen. Zij kunnen een diagnose Taalontwikkelingsstoornis (TOS) krijgen.

Wat is het 22q11.2 deletie syndroom (22q11DS)?

22q11.2 deletiesyndroom is een aangeboren aandoening. Bij kinderen met 22q11DS ontbreekt er een gedeelte van hun DNA op het 22ste chromosoom. Hierdoor kunnen deze kinderen last hebben van verschillende fysieke en mentale problemen. Bijna alle kinderen met 22q11DS hebben problemen in de taalontwikkeling. Anders dan bij TOS, kunnen we bij 22q11DS dus een verband leggen tussen een genetische oorzaak en het ontstaan van taalproblemen.

Hersenonderzoek

Uit eerder onderzoek bij mensen zonder taalproblemen weten we dat specifieke delen van onze hersenen een grote rol spelen bij het verwerken van taal. Met het EPISODE onderzoek wilden we uitzoeken of deze hersengebieden bij kinderen met TOS en kinderen met 22q11DS op een andere manier functioneren dan bij kinderen zonder taalproblemen.

Hoe voerden we het onderzoek uit?

Er namen 14 kinderen met 22q11DS, 16 kinderen met TOS en 25 kinderen zonder taalproblemen deel aan dit onderzoek. Alle kinderen waren tussen de 6 en 11 jaar oud. Onderzoekers in het UMC Utrecht maakten een MRI-scan van de hersenen van deze kinderen. Dit zijn eigenlijk een soort hersenfoto’s. Tijdens het maken van de MRI-scan luisterden de kinderen naar een verhaal uit een prentenboek. Op de MRI-scan kunnen onderzoekers zien welke hersengebieden kinderen gebruiken als ze naar dit verhaal luisteren. Kinderen deden ook een aantal andere taken met taal, zoals zinnen herhalen en een verhaal vertellen, buiten de scanner.

Resultaten 

We zagen dat kinderen met 22q11DS, kinderen met TOS en kinderen zonder taalproblemen dezelfde gebieden in hun hersenen lijken te gebruiken als ze naar het verhaal luisterden. Dit zijn vooral gebieden in de linkerhersenhelft. Een aantal van deze hersengebieden werd echter minder actief bij kinderen met 22q11DS en kinderen met TOS, dan bij kinderen zonder taalproblemen. Daarom concluderen we dan kinderen met 22q11DS en kinderen met TOS taal deels op een andere manier verwerken dan kinderen zonder taalproblemen.

Conclusie

De resultaten van dit onderzoek laten zien dat kinderen met 22q11DS en kinderen met TOS taal deels op een andere manier verwerken dan hun leeftijdsgenoten zonder taalproblemen. Dat we dit nu weten, betekent nog niet dat er nu onmiddellijk behandelingen zijn om de taalproblemen te verhelpen. Het is wel heel waardevol dat we hebben aangetoond dat de andere werking van de hersenen van kinderen met TOS lijkt op die van kinderen met 22q11DS.

En verder?

We willen nu verder onderzoeken of kinderen met 22q11DS en TOS ook op elkaar lijken als het gaat om belangrijke cognitieve voorwaarden die met taal te maken hebben, zoals geheugen en aandacht. Als we meer gelijkenissen vinden tussen deze groepen kinderen, dan is het waarschijnlijker dat kinderen met TOS en 22q11DS ook op dezelfde manier op een behandeling reageren. Dit is nuttige informatie, omdat ze vaak door dezelfde logopedisten worden gezien, of bij elkaar in de klas zitten. Bovendien betekent het ook dat we eerdere en toekomstige resultaten uit wetenschappelijk onderzoek over kinderen met 22q11DS kunnen gebruiken om meer te leren over het gedrag van kinderen met TOS, en andersom.

Wij bedanken de kinderen en hun ouders/verzorgers die deelnamen aan het onderzoek voor hun enthousiasme, inzet en doorzettingsvermogen. Ook danken wij Auris en Kentalis, en de afdeling algemene kindergeneeskunde van het Wilhelmina Kinderziekenhuis voor de hulp bij de werving van mogelijke deelnemers van dit onderzoek.

Meer informatie

De betrokken onderzoekers waren Mariska Van Steensel, Iris Selten, Lisette Charbonnier, Julia Berezutskaya, Mathijs Raemaekers, Nick Ramsey, Frank Wijnen. Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking tussen het UMC Utrecht Hersencentrum en het Utrecht Intitute of Linguistics (Uil-OTS) van de Universiteit van Utrecht. Dit onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning vanuit het strategisch thema Dynamics of Youth van de Universiteit Utrecht.

In het 3Tonderzoek brengen onderzoekers de taalontwikkeling van kinderen met 22q11DS en kinderen met TOS verder in kaart. Zie hiervoor de website: 3tonderzoek.sites.uu.nl

Wetenschappelijke publicatie

Vansteensel, M. J., Selten, I. S., Charbonnier, L., Berezutskaya, J., Raemaekers, M. A. H., Ramsey, N. F., & Wijnen, F. (2021). Reduced brain activation during spoken language processing in children with developmental language disorder and children with 22q11.2 deletion syndrome. Neuropsychologia, 158, 107907.

Contact

Iris Selten via i.s.selten@umcutrecht.nl